maandag 16 november 2015





Gouden laarzen

Pffff, wat zal ik nu eens gaan doen.
Krant gelezen, alle tijdschriften zijn uit en facebook checken komt onderhand mijn neus uit.
Ik kijk om me heen. Er valt niets te beleven in de wachtruimte van het ziekenhuis.
Anderhalf uur zit ik hier al en ik ben iets over de helft met wachten, nog een uur te gaan.

Op naar de ‘coffee-corner’ in de hal van het ziekenhuis.
Even de benen strekken, en de koffie is vast beter dan uit de automaat hier, in de wachtruimte.

Ik bestel koffie en een marsepeintaartje. Het is druk en ik schuif aan bij een mevrouw.
Aan dit tafeltje ga ik heel relaxed mijn koffie drinken, taartje eten en alles observeren, nog een uur te gaan. Ik kijk naar de mensen die binnen komen, gedachteloos.

Langzaam maar zeker wordt mijn aandacht getrokken door het gebabbel aan het tafeltje tegen over mij. Er zit een meisje van een jaar of drie met haar oma. Oma heeft het druk met de baby die bij haar op schoot zit, ze hoort het gebabbel niet. Het meisje schommelt haar beentjes heen en weer, op tafel staat een flesje fristie en er ligt een verkruimeld plak cake.
Haar lange, vlasblonde haren zijn ingevlochten, al een tijdje geleden. De vlechtjes zijn uitgezakt en aan alle kanten pieken haar haren naar buiten. Ze draagt een roze trainingspak, vast haar lievelingskleur, en aan haar bungelende voeten zie ik laarzen van goud, tenminste, dat zijn ze ooit geweest. Hier en daar is nog een bladdertje goud te zien.

Ik drink mijn koffie, en eet mijn taart.
Als ik weer op kijk zie ik een stralende lach, twee donkerbruine ogen kijken mij aan. Vlasblonde haren pieken om twee kleine flapoortjes. Ik lach terug en geef een knipoog. Het wachten valt mij ineens een stuk minder zwaar.

Buiten het ziekenhuis wacht ik voor de laatste keer vandaag. Bij de ingang staat een bank, daar ga ik zitten.

Mensen lopen in en uit.
Een grote vrouw met vlasblond piekhaar loopt langs mij, ze steekt een sigaret op en met grote passen loopt ze richting bushalte. In haar kielzog rent een klein meisje, roze jas, roze broek en gouden laarzen. Ze rent om haar moeder bij te houden.
Bijna bij de halte aangekomen stopt de vrouw, kijkt om, en geeft haar een hand. Samen lopen ze verder.




 de afbeelding komt van het internet

donderdag 12 november 2015


Allerzielen 2015

Een dik gordijn van mist
Hangt tussen heden en mysterie

Ganzen vliegen over
Ik hoor ze
Steeds weer opnieuw
Het zal kouder worden

Een warm welkom van licht
Bij de poort
Een enkel graf
Heeft een kaars gekregen

Gedachten aan vrienden, familie,
 Levenspassanten, lang vergeten
Tot nu, tot vandaag

De ganzen vliegen over
Ik hoor ze
Het zal kouder worden


Het plaatje komt van internet

dinsdag 3 november 2015



Mist of geen dag voor het strand

En toch ben ik hier

In grijs
In niets
Geen zon
Geen wind

De vage omtrek van een boot
Goed weer om een vis te vangen

Nu telt het geluid
De golfslag van de zee
Ik loop mee
In de cadans



het plaatje is van internet

dinsdag 27 oktober 2015



Voor wie mij mist

Deze tijd van
Langzame terugkeer
Welkome excuses
Om hier te zijn

Weg de reislust,
Het niet willen missen.

Deze tijd van
Eenzaamheid

Dat woord
Ik ben niet langer bang
Ik heb genoeg aan mij
Voor nu




woensdag 2 september 2015



Tekst

Zo. Ik heb het uit.

De eindigheid van het erzijn
Heideggers interpretatie van de dood

Het zijn 21 bladzijden, ik heb er minstens 100 gelezen.
Steeds weer opnieuw, tot het begint te dagen. Ik wil het begrijpen.
Het is Ilja’s eindscriptie voor haar studie, filosofie.

Ik pak de stapel ansichtkaarten, ik lees ze nog eens terug.
Soms stuurde ze er wel twee per week.
Ik heb ze allemaal bewaard.

Een blog, oude schoolschriften, werkstukken, veel heb ik gelezen door de jaren heen.
Woorden, zinnen, teksten geschreven door mijn dochter.

Ilja’s mooiste tekst is speciaal voor mij geschreven.
Het staat in mijn oude poesie-album, helemaal vergeten en laatst weer gevonden tijdens het opruimen van een kastje.
Ik blader het door. Vergeten vrienden en vriendinnen van vroeger, een paar bladzijden blanco en dan Ilja’s versje, zonder dat ik het wist in mijn album geschreven:

7 april 2002

Marga is de liefste moeder
Ja mijn eigen moeder ja
Marga is een hippe moeder
Die danst alleen de samba

Daar kan geen Heidegger tegen op.




dinsdag 2 juni 2015



Loslopende honden

Ik houd niet zo van sport.
Maar ieder jaar, na de winter, moet ik eraan geloven.
Eenmaal de vijftig gepasseerd gaan de gezellige feestkilo’s er niet meer vanzelf af.
Als het voorjaar aanbreekt trek ik sportpak en schoenen aan en begin ik met hardlopen.
De eerste weken zijn vreselijk, maar daarna wordt het best leuk. Mijn conditie gaat met sprongen vooruit en ik voel me goed.

Het enige nadeel van hardlopen is dat er mensen, fietsen, auto’s en vooral honden zijn.
Het liefst ren ik in een lege wereld, maar ja, dat gaat niet.

De mensen, fietsen en auto’s gedragen zich, meestal, vrij netjes.
Honden zijn een heel ander verhaal, dat weet je nooit zeker. 
Ik kijk naar de hond en probeer in te schatten of ik er zonder problemen langs kan rennen. Ziet de hond er angstaanjagend uit, dan pas ik mijn route aan.

En, net als bij mensen, kun je je in het uiterlijk van de hond vreselijk vergissen.

Zo rende ik eens op een ochtend mijn rondje. 
Nog een beetje dromerig en in gedachten lette ik niet goed op mijn omgeving.
Tot ik een jongen hoorde schreeuwen.
Hij schreeuwde de naam van zijn hond, een hond die niet luisterde naar zijn naam en in volle snelheid op mij afgestormd kwam.
Een woeste wolf, zo zag hij er uit.
Ik gaf een gil en dook tussen 2 geparkeerde auto’s. Het was te laat, het ging te snel.
Ik gaf mij over, ik zou verslonden worden.
Het volgende moment sprong de wolfshond tegen mij op en begon enthousiast mijn gezicht te likken. Pffff, hij wilde alleen maar spelen.
Wat een opluchting. Zelfs de standaard woorden van zijn baasje (dat doet ie anders nooit) maakten me niet boos vandaag.

Tijdens mijn rondje rennen kom ik regelmatig een oudere dame tegen, met een klein, wit hondje. Een altijd loslopend hondje.
Ik kan me onze eerste ‘ontmoeting’  nog goed herinneren.
Ik liep vlak lang ze, van dit hondje had ik niets te vrezen.
Het volgende moment had ik een grommend hondje aan mijn schoen hangen. Bijna lag ik languit.
De oude vrouw lachte: “Ja, hij is gek op veters”, inderdaad, dat beest had mijn veters beet.
Ik keek de vrouw boos aan, schudde mijn been, en liep verder.
Voortaan liep ik met een grote boog om ze heen.
Tot weer een dromerige ochtendronde. Ik had ze niet gezien en kon niet meer uitwijken. Het enige wat ik kon doen was me schrap zetten. Ik liep berekenend verder, en ja hoor, daar kwam het grommende, witte, mormel. Ik wachtte en op het moment dat hij zich vastbeet gooide ik mijn voet omhoog, het hondje zeilde door de lucht.
Nu keek de vrouw boos.

Dit is alweer een paar jaar geleden gebeurd.
Ik kom ze nog steeds tegen, de oude vrouw en het witte hondje. De vrouw loopt nu met een stok, het hondje is ook niet meer zo fit als vroeger.
De vrouw en ik zeggen elkaar nu vriendelijk gedag, het hondje ga ik uit de weg, je weet maar nooit….


 het plaatje komt van internet



vrijdag 10 april 2015



Een nieuw huis-2

Het is bijna vijf uur.
Tijd om naar het toegangshek te gaan.
Ik draag geen horloge, ik voel de tijd.
Bij het hek staan nog meer kinderen uit de buurt.
We wachten, en kijken naar de hoek van de straat.
Ja, daar komen ze. Een drietal tanks rijdt de hoek om.
Bij het hek draaien ze onze straat in, ze stoppen.
De bestuurders stappen even uit.
“Mogen we?” vragen wij. Ze lachen, “Klim er maar op”.
De groep jonge joelende kinderen klimt op de tanks die voorzichtig de garage in rijden.

Het is 1972, ik ben 11 jaar.
Niks wist ik van het wereld nieuws in die tijd.
Altijd was ik buiten.
Later pas begreep ik de extra beveiliging van de El Al vliegtuigen op Schiphol.

Kinderen zijn flexibel.
Zonder morren paste ik mij aan.
Wij woonden op het terrein van een marechausseekazerne.
Een grasveld als afscheiding tussen marechaussees en gezinnen.
Wij woonden achter een groot hek, met punten bovenop, ‘s nachts afgesloten door een stevig slot.
Niet alledaags.

Hier speelden wij.

Nog steeds zie ik het kleine raampje met tralies, een beetje verstopt achter de struiken aan de linkerkant van de kazerne.
Achter dit raampje zaten de ‘boeven’
Meestal illegalen, opgepakt op het vliegveld.

Een spelletje.
We roepen naar het raampje, in het ‘Engels’.
Soms verschijnt er een gezicht en proberen we een gesprek te voeren.
Meestal vragen ze om ‘cigarettes’.
Ik herinner me nog het gezicht van een Aziatische man.
Hij zat al een tijdje in de cel op ons terrein.
We noemden hem ‘de chinees’.
Regelmatig gingen we met hem praten, door het getraliede raam.
Ineens was hij verdwenen.
“Opgehangen aan zijn schoenveters”, wist één van ons te vertellen, “dat zegt mijn vader”.
Het leven was toch ietsje anders voor de kinderen van de kazerne.
We namen het voor kennisgeving aan en liepen naar het toegangshek.
Het was bijna 5 uur.


’s Avonds in bed zag ik gezicht van de chinees.




dinsdag 24 februari 2015



Een nieuw huis

Ik zie iets. Ik zit voor het beeldscherm en ik zie een zwart vlekje.
Als ik beter kijk zie ik dat het een klein spinnetje is, dat zich voorzichtig, vanaf de lamp naar beneden laat zakken. Voor mijn ogen blijft hij bungelen, een minuscuul spinnetje aan een dun draadje, hij maakt een plek om te wonen voor zichzelf, een spinnenhuis.
Een spinnenhuis in de lamp.

De deur gaat open. Ik ben opgewonden, nieuwsgierig, hoe ziet het er uit.
Nu nog ruik ik de geur van nieuwe vloerbedekking, die alles overheersende geur van ons ‘nieuwe’ huis.
Ik ren naar binnen om zo snel mogelijk de nieuwe kamers te ontdekken, een avontuur!
Van kamer naar kamer, en, uiteindelijk vind ik mijn eigen kamer.
Er staat een bed, verder nog niets. Dat geeft niks, er zijn twee ramen en het uitzicht is nieuw en spannend.
Nu nog voel ik mij vrolijk en uitgelaten.
Nog niet bewust van de nacht die komen gaat, een nacht van heimwee.
Een nieuwe school, nieuwe klas en uiteindelijk nieuwe vrienden.

Het is avond. Ik kijk naar het beeldscherm en ik zie een zwart vlekje.
Het spinnetje laat zicht weer zakken, op ooghoogte stopt de afdaling. Hij zwabbert bewegingloos heen en weer, de pootjes wijd gespreid. ‘Wat is er’ vraag ik. Dan zie ik het. De lamp brand nu en de kleine spin vergaat van de hitte.
Ik laat hem landen op mijn hand, en zet hem op een nieuwe, minder warme, plek.
Een klein stukje naast de lamp.
Hier kan hij een nieuw huis maken, dicht bij zijn oude.




de foto komt van internet
in het bovenhuis links op de foto heb ik van mijn 10e tot 13e jaar gewoond

donderdag 15 januari 2015


Spookhuizen

Ieder dorp en iedere stad heeft er minstens èèn, en wie kent ze niet.
De huizen die al jaren en nog eens jaren leeg staan, je loopt er gedachteloos voorbij.
De ramen dicht getimmerd, hier en daar een lik graffiti, een half ingevallen dak, en een verwilderde tuin met metershoog gras.
Er gebeurt nooit iets.
Het huis bevindt zich in een vacuüm van stilte terwijl het leven er om heen doorgaat, alsof het niet bestaat.

Soms vertrekt het spook en maakt plaats voor de levenden.
Het huis op de hoek van mijn straat stond al zo lang leeg dat zelfs de verbleekte plastic bloemen, die voor de ramen stonden, begonnen uit te vallen.
Van de een op de andere dag was er een bouwbedrijf en in een mum van tijd werd het spookhuis een moderne gezinswoning.

A. en ik zijn in Zandvoort.
We lopen over de boulevard, het stormt en het regent. We zoeken een café of zo iets, we willen wat eten en even door warmen. Aan het einde van de boulevard vinden wij een snackbar.

We gaan naar binnen en kijken rond, het ziet er een beetje vreemd uit.
Aan een grote, door oude kranten overladen tafel zit een bleke vrouw.
Er staan lege wijnflessen op de tafel.
Ze staat op en loopt zwijgend naar de toonbank. Daar staan nog meer lege flessen.
Vast een feestje gehad gisteren. Vandaar het bleke uiterlijk.
Wij bestellen patat, ondertussen werp ik een blik in de keuken.
Wat een puinhoop.

We gaan zitten aan een klein houten tafeltje, “als we maar niet vergiftigd worden”, fluister ik.
Er is geen weg terug. De friet wordt gebracht, het ziet er normaal uit.

We eten en kijken rond.
Aan de muur hangen oude vergeelde krantenberichten in een lijst.De vloer bestaat uit een mooi mozaïek. Het mozaïek komt me bekend voor, ik staar er naar en begin weg te dromen, waar ken ik het toch van. Dan kijk ik op, in de groene ogen van de zwarte snackbarkat. In de keuken begint de vrouw te neuriën.

We gaan naar buiten.
Het uithangbord piept en kraakt in de harde wind.
Nu pas zie ik dat de letters op het bord vervaagd zijn.
Ik probeer nog een laatste blik naar binnen te werpen, het is te donker, ik kan niets zien.
Ik trek mijn schouders op, we vervolgen onze tocht, tegen de wind in.



plaatje komt van internet