vrijdag 10 april 2015



Een nieuw huis-2

Het is bijna vijf uur.
Tijd om naar het toegangshek te gaan.
Ik draag geen horloge, ik voel de tijd.
Bij het hek staan nog meer kinderen uit de buurt.
We wachten, en kijken naar de hoek van de straat.
Ja, daar komen ze. Een drietal tanks rijdt de hoek om.
Bij het hek draaien ze onze straat in, ze stoppen.
De bestuurders stappen even uit.
“Mogen we?” vragen wij. Ze lachen, “Klim er maar op”.
De groep jonge joelende kinderen klimt op de tanks die voorzichtig de garage in rijden.

Het is 1972, ik ben 11 jaar.
Niks wist ik van het wereld nieuws in die tijd.
Altijd was ik buiten.
Later pas begreep ik de extra beveiliging van de El Al vliegtuigen op Schiphol.

Kinderen zijn flexibel.
Zonder morren paste ik mij aan.
Wij woonden op het terrein van een marechausseekazerne.
Een grasveld als afscheiding tussen marechaussees en gezinnen.
Wij woonden achter een groot hek, met punten bovenop, ‘s nachts afgesloten door een stevig slot.
Niet alledaags.

Hier speelden wij.

Nog steeds zie ik het kleine raampje met tralies, een beetje verstopt achter de struiken aan de linkerkant van de kazerne.
Achter dit raampje zaten de ‘boeven’
Meestal illegalen, opgepakt op het vliegveld.

Een spelletje.
We roepen naar het raampje, in het ‘Engels’.
Soms verschijnt er een gezicht en proberen we een gesprek te voeren.
Meestal vragen ze om ‘cigarettes’.
Ik herinner me nog het gezicht van een Aziatische man.
Hij zat al een tijdje in de cel op ons terrein.
We noemden hem ‘de chinees’.
Regelmatig gingen we met hem praten, door het getraliede raam.
Ineens was hij verdwenen.
“Opgehangen aan zijn schoenveters”, wist één van ons te vertellen, “dat zegt mijn vader”.
Het leven was toch ietsje anders voor de kinderen van de kazerne.
We namen het voor kennisgeving aan en liepen naar het toegangshek.
Het was bijna 5 uur.


’s Avonds in bed zag ik gezicht van de chinees.