Spookhuizen
Ieder dorp en iedere stad heeft er minstens èèn, en wie kent
ze niet.
De huizen die al jaren en nog eens jaren leeg staan, je
loopt er gedachteloos voorbij.
De ramen dicht getimmerd, hier en daar een lik graffiti, een
half ingevallen dak, en een verwilderde tuin met metershoog gras.
Er gebeurt nooit iets.
Het huis bevindt zich in een vacuüm van stilte terwijl het
leven er om heen doorgaat, alsof het niet bestaat.
Soms vertrekt het spook en maakt plaats voor de levenden.
Het huis op de hoek van mijn straat stond al zo lang leeg
dat zelfs de verbleekte plastic bloemen, die voor de ramen stonden, begonnen
uit te vallen.
Van de een op de andere dag was er een bouwbedrijf en in een
mum van tijd werd het spookhuis een moderne gezinswoning.
A. en ik zijn in Zandvoort.
We lopen over de boulevard, het stormt en het regent. We
zoeken een café of zo iets, we willen wat eten en even door warmen. Aan het
einde van de boulevard vinden wij een snackbar.
We gaan naar binnen en kijken rond, het ziet er een beetje
vreemd uit.
Aan een grote, door oude kranten overladen tafel zit een
bleke vrouw.
Er staan lege wijnflessen op de tafel.
Ze staat op en loopt zwijgend naar de toonbank. Daar staan
nog meer lege flessen.
Vast een feestje gehad gisteren. Vandaar het bleke
uiterlijk.
Wij bestellen patat, ondertussen werp ik een blik in de
keuken.
Wat een puinhoop.
We gaan zitten aan een klein houten tafeltje, “als we maar
niet vergiftigd worden”, fluister ik.
Er is geen weg terug. De friet wordt gebracht, het ziet er normaal
uit.
We eten en kijken rond.
Aan de muur hangen oude vergeelde krantenberichten in een
lijst.De vloer bestaat uit een mooi mozaïek. Het mozaïek komt me bekend voor,
ik staar er naar en begin weg te dromen, waar ken ik het toch van. Dan kijk ik op,
in de groene ogen van de zwarte snackbarkat. In de keuken begint de vrouw te neuriën.
We gaan naar buiten.
Het uithangbord piept en kraakt in de harde wind.
Nu pas zie ik dat de letters op het bord vervaagd zijn.
Ik probeer nog een laatste blik naar binnen te werpen, het
is te donker, ik kan niets zien.
Ik trek mijn schouders op, we vervolgen onze tocht, tegen de
wind in.